Herinnering aan Marie A. |
Erinnerung an die Marie A. |
Op die bewuste dag ’t was in September stil,onder een jonge pruimenboom hield ik de stille bleke liefde omarmd als in een zoete droom. |
An jenem Tag im blauen Mond September Still unter einem jungen Pflaumenbaum Da hielt ich sie, die stille bleiche Liebe In meinem Arm wie einen holden Traum. |
En boven ons, ver in de blauwe hemel, dreef zacht een wolk, een witte wollen veer. Hij was verschrikkelijk hoog boven en toen ik opkeek zag ik hem niet meer. |
Und über uns im schönen Sommerhimmel War eine Wolke, die ich lange sah Sie war sehr weiß und ungeheuer oben Und als ich aufsah war sie nimmer da. |
Sinds deze dag zijn vele, vele maanden vergleden als de bellen van een vis. De pruimenbomen zullen wel gekapt zijn en vraag je mij hoe ’t met de liefde is dan antwoord ik: dat is iets uit ’t verleden en toch: ik weet wat je bedoelt maar haar gezicht vervaagde lang geleden ik weet alleen: ik heb die kus gevoeld. |
Seit jenem Tag sind viele, viele Monde Geschwommen still hinunter und vorbei Die Pflaumenbäume sind wohl abgehauen Und fragst du mich, was mit der Liebe sei, So sag ich dir: Ich kann mich nicht erinnern Und doch, gewiß, ich weiß schon, was du meinst Doch ihr Gesicht, das weiß ich wirklich Ich weiß nur mehr: ich küßte es dereinst. |
En ook die kus was ik totaal vergeten als niet die wolk daarboven was geweest. Dat weet ik nog. Dat zal ik altijd weten. Hij was heel wit en kwam stil aangezweefd. |
Und auch den Kuß, ich hätt ihn längst vergessen Wenn nicht die Wolke dagewesen wär Die weiß ich noch und werd ich immer wissen. Sie war sehr weiß und kam von oben her. |
Die pruimenbomen zullen nog wel bloeien. Misschien verwacht die vrouw haar zesde kind. Maar deze wolk bloeide slechts enkele minuten en toen ik op keek smolt hij in de wind. vertaling: Jack van Vlijmen |
Die Pflaumenbäume blühn vielleicht noch immer Und jene Frau hat jetzt vielleicht das siebte kind Doch jene Wölke blühte nur Minuten Und als ich aufsah, schwand sie schon im Wind Brecht uit: Hunderd Gedichte |
Mooi, romantisch gedicht
Voor mij gaat dit gedicht over ons wonderlijke geheugen. Het roept bij mij het beeld op van de tuin van mijn ouders, waarin ik, languit in het gras, naar de overdrijvende wolken lag te kijken.
Nou, dit gedicht is helemaal niet zo romantisch als het lijkt. En dat is de duivelse truc die Brecht uithaalt. Het is eerder een wreed gedicht. De omgeving is romantisch, maar de mens-tot-mens relatie is dat helemaal niet. Het begint er al mee dat hij meisje beschrijft als ‘die stille bleiche Liebe’. Stil en bleek, dat verwijst naar de dood. Een dode liefde, nee, niet geliefde, maar liefde. Die liefde is dood. Net als de pruimenboom die gekapt is- of misschien ook niet. En ‘die vrouw heeft nu misschien haar zevende kind”. “Die” vrouw… praat je zo over een onvergetelijke liefdeservaring? “Maakt allemaal niks uit”, lijkt hij te willen zeggen. Hij kan zich haar gezicht niet herinneren. Een gezicht, dat is toch het meest persoonlijke van een mens. Wel de wolk boven hen, waarmee hij aangeeft dat hij zich heeft laten berijden door haar. Onverschilligheid, afstandelijkheid en egoïsme verpakt in een zoete bonbon, dat zet je als lezer mooi op het verkeerde been. En dat is natuurlijk klasse, maar wel kille klasse. Dit gedicht gaat eigenlijk over het onvermogen van de dichter om lief te hebben.